De bedoeling van de Wet zorg en dwang

Al zo lang als er gewerkt wordt aan de Wet zorg en dwang (Wzd), is er veel kritiek op deze wet. Echt veel kritiek. En hoewel ik het lang niet met al die kritiek eens ben, begrijp ik de meeste opmerkingen wel en snap ik ook de zorgen die onder de kritiek liggen. Toch is er wel een kanttekening te maken bij al deze kritiek: we verliezen de bedoeling van de wet uit het oog.

Punten van kritiek

Ik hoor en lees o.a. de volgende punten van kritiek:

‘Het stappenplan uit de Wzd is te uitgebreid en te star. Het vraagt meer overleg met allerlei partijen en meer administratie.’ 

‘In kleinschalige woonvormen moeten extra kosten gemaakt worden om externe deskundigen aan te trekken alleen om de wet te kunnen uitvoeren.’

‘Onvrijwillige zorg in de ambulante setting is haast onmogelijk uit te voeren gezien de bijkomende voorwaarden zoals toezicht en bereikbaarheid.’

‘De cliëntenvertrouwenspersoon heeft veel te weinig uren om alle locaties te bezoeken.’

‘Klagen is voor cliënten haast onmogelijk omdat de klachtencommissie alleen bereikbaar is via de zorginstelling.’

‘Omdat er discussie is over wat onvrijwillige zorg is, zijn niet alle locaties waar onvrijwillige zorg wordt toegepast, ingeschreven in het locatieregister.’

Wetsevaluatie

Deze en veel meer punten van kritiek lees ik ook in de eerste wetsevaluatie Wzd en Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) die eind vorig jaar is gepubliceerd. De evaluatie (deel 1) is een boekwerk van meer dan 400 pagina’s. Later dit jaar volgt het tweede deel waarin andere thema’s worden onderzocht. Er worden in deze wetsevaluatie 43 aanbevelingen gedaan over beide wetten. 

De bedoeling van de wet

Het is goed dat de aanbevelingen besproken gaan worden en dat de wetten daar waar nodig verder worden aangescherpt of juist wat verzacht. Maar wat denk ik het belangrijkste is om voor ogen te houden, is de bedoeling van de Wzd. En ik kan nog steeds niet anders dan enthousiast zijn over de bedoeling van de Wzd. Samengevat in de slogan die bij de wet hoort: ‘Nee, tenzij’. De rechtsbescherming van de cliënt, een belangrijk doel van de Wzd, begint ermee dat de zorgverlener met de cliënt in gesprek gaat. Het is jammer dat die in mijn ogen belangrijkste stap niet in het stappenplan is opgenomen. Bewust omschrijf ik die nu overal als ‘stap 0’.  

De korte samenvatting van de bedoeling van de Wzd is volgens mij als volgt:

Zorg is een aanbod en de cliënt* bepaalt of hij dat aanbod accepteert. Het is de taak (en tegelijk de uitdaging) van de zorgverlener om het belang van die zorg aan de cliënt te laten zien. En als de zorgverlener dat belang kan overbrengen, kan de zorg gegeven worden. Alleen als het niet lukt om de noodzaak van die zorg over te brengen aan de cliënt én de zorg nodig is om ernstig nadeel te voorkomen, mag, onder de voorwaarden zoals de wet die stelt, onvrijwillige zorg worden toegepast. 

Dat is volgens mij zoals de Wzd is bedoeld en zoals het ook uit de wetsgeschiedenis naar voren komt. En in alle discussies over al die wetsartikelen die niet duidelijk genoeg zouden zijn, niet voldoende aansluiten bij de praktijk en ruimte laten voor interpretatie, zou de bedoeling van de wet toch leidend moeten zijn. 

*Daar waar de cliënt wilsonbekwaam ter zake is, is de instemming van de vertegenwoordiger van de cliënt nodig. Maar ook dan geldt dat de cliënt zich tegen de zorg kan verzetten wat maakt dat de zorg onvrijwillig is en alleen na doorlopen van het stappenplan mag worden toegepast. 

De kritiek, wel of niet terecht, sneeuwt de bedoeling van de wet onder en is daarmee een bedreiging voor de toepassing van de wet.

Voorlichting en scholing nodig

En om die bedoeling over te brengen is veel meer voorlichting en scholing nodig. Dat is ook de eerste aanbeveling in de Wetsevaluatie:

‘Intensiveer de voorlichting aan en de scholing over de Wvggz en de Wzd onder de personen die bij de toepassing van deze wetten betrokken zijn.’ 

De praktijk

De conclusie in de wetsevaluatie dat er voorlichting en scholing nodig is omdat er te weinig kennis is bij de betrokkenen, sluit aan bij mijn ervaringen in de contacten met zorgverleners, cliënten en vertegenwoordigers. Bij de drie verschillende groepen kom ik steeds dit gebrek aan kennis tegen. 

Zo ontmoet ik begeleiders die aangeven dat de zorg die ze verlenen nodig is en dat dan de Wzd niet van toepassing is omdat het gewoon goede zorg is. Ik spreek cliënten die zich neerleggen bij regels die ze niet fijn vinden omdat ze niet weten dat hun stem ertoe doet. 

Ik hoor vertegenwoordigers die vanuit de eigen invoelbare bezorgdheid, de begeleider opdragen de cliënt beperkingen op te leggen waar de cliënt het niet mee eens is en die niet gaan over ernstig nadeel voorkomen. 

Dat is niemand te verwijten, de Wzd is natuurlijk nog steeds relatief nieuw. Daarnaast heeft de pandemie de invoering van de Wzd behoorlijk gedwarsboomd en is er, zeker in de zorg voor mensen met een beperking, in het algemeen nog steeds te weinig aandacht voor de rechten van cliënten. Maar laten we nu beginnen met de bedoeling van de wet overeind te houden.  

Werken vanuit de bedoeling

En wat dat allemaal oplevert? Ik denk dat als we er met alle betrokken partijen voor willen gaan om de bedoeling van de Wzd over te brengen, kan dat op korte termijn de rechtsbescherming van de cliënt enorm verbeteren. Met meer kennis over de rechten van de cliënt krijgen zorgverleners meer zicht op waar hun verantwoordelijkheid begint en eindigt en waar de verantwoordelijkheid van de cliënt zelf ligt. Van je verantwoordelijk voelen naar weten waar je verantwoordelijkheid ligt, geeft ruimte. Dat maakt dat in de relatie tussen cliënt en zorgverlener meer ruimte is voor vertrouwen en meer ruimte om de cliënt te ondersteunen met beslissingen waar nodig. Vanuit begrip voor het standpunt van de cliënt en met respect voor de beslissingen van de cliënt. Als we die stap zetten, zal blijken dat in meerdere gevallen onvrijwillige zorg voorkomen kan worden daar waar de cliënt vanaf het begin wordt betrokken bij het probleem en er samen met de cliënt gezocht wordt naar oplossingen die ook in de ogen van de cliënt zinvol zijn. En minder onvrijwillige zorg is minder administratieve lasten voor de zorgverlener en tegelijk meer kwaliteit van bestaan van de cliënt. 

Tot slot een voorbeeld

Zo hoor ik over André, de cliënt die heel de dag, avond en waarschijnlijk een groot deel van de nacht op zijn telefoon zit. Zijn ouders zijn bezorgd daarover en willen dat begeleiders hem in ieder geval in de nacht zijn telefoon afnemen. Zijn begeleider herkent het probleem en heeft het ook al vaker met André proberen te bespreken. Maar hij veegt het onderwerp steeds snel van tafel. Daarom overweegt ze het stappenplan Wzd te gaan volgen om tot het verplicht inleveren van de telefoon in de avonden te komen. Maar dan lukt het een van de begeleiders, die zelf ook graag en veel met zijn telefoon bezig is, een ander gesprek op gang te brengen met André. Een gesprek waarin ze tips uitwisselen van leuke sites en spelletjes. En waarin ook ruimte ontstaat om te kijken naar de nadelen van het zo veel tijd op de telefoon zitten. Natuurlijk is André niet in een keer om maar je ziet wel dat hij gaat nadenken. De gesprekken over de onvrijwillige zorg worden on hold gezet. En een week later geeft André aan dat hij wil kijken naar een manier om minder op zijn telefoon te zitten.  

Wishful thinking? Vaak wel, maar niet altijd en als we zo af en toe, door te starten met het gesprek met de cliënt (stap 0), onvrijwillige zorg kunnen voorkomen, is dat wat mij aangaat een mooie ontwikkeling. 

Dus ja, de praktijk en de wetsevaluatie laten zien dat er nog veel moet gebeuren. Laten we inzetten op de bedoeling van de wet en die winst nu al pakken.